“Je bent zo duister,” zei een jongen die mij probeerde te versieren ooit tegen me. Waarschijnlijk bedoelde hij het als compliment; ik nam het in ieder geval wel zo op. Wat hield ik ontzettend van het feit dat ik duister werd gevonden. Mysterieus, donker, licht ontvlambaar, onderhuids kolkend van woede. Ik schreef eens in een dagboek, naar aanleiding van een diepe boosheid die ik koesterde (achteraf vanuit een ingesleten slachtofferschap, waarvan ik echt geen idee had dat het er was): “Ik haat geld, ik haat geld nog meer dan mensen.”
Haatte ik mensen? Ja, ik haatte mensen. Dacht ik. Ik haatte verdomme van alles. Ik haatte mijn flat en mijn fiets en mijn banksaldo en mijn werk en het feit dat ik geen huisdier had en het feit dat andere mensen wel huisdieren hadden en… Serieus, ik had een ongelofelijk hekel aan zo’n beetje alles en iedereen. En ik droeg dat bij me als een trofee.
Achteraf hield ik op die manier gewoon alleen maar mensen op afstand. Blijf maar gewoon allemaal weg bij me. Ik ben namelijk eng! Duister! Boos! Blijf weg!
En zo ben ik dus helemaal niet. Het was een geweldig rookgordijn. Want ik ben, achteraf, juist hét voorbeeld van iemand die alles ziet door een roze bril. Ik zie altijd de leuke dingen. Je leest toch altijd dat mensen zich vooral de slechte dingen herinneren die er gebeurd zijn (dat heeft ermee te maken dat men vooral zou leren van slechte belevenissen)? Nou, dat heb ik dus helemaal niet. Als ik terugkijk op mijn lagere- en middelbareschooltijd, dan herinner ik me vooral alle leuke dingen. Ik weet echt wel dat ik verschrikkelijk gepest ben op school, en dat er best wat dingen waren die helemáál niet leuk waren (de jongen waar ik verliefd op was maar die op mijn hart ging staan omdat ik niet populair was, de leraar die me vertelde dat ik maar op moest houden met proberen omdat ik toch geen voldoendes zou halen voor zijn vak…), maar die dingen weet ik vooral alleen maar. Mijn echte herinneringen, de dingen waar gevoel aan vastzit, dat zijn vooral de leuke dingen.
Net zoals dat ik meestal alleen de positieve aspecten van iets zie. Was er een verandering op het werk waar iedereen negatief op reageerde, dan was ik degene in ons team die zei: “Maar kijk ook eens naar [noem een positief voorbeeld]!” Daarop werd ik met regelmaat versleten voor naïef, en als ik dan riposteerde dat diegene gewoon een pessimist was, dan kreeg ik te horen dat een optimist alleen maar een slecht geïnformeerde pessimist is. Die kreet is van Theo Maassen en hij staat prominent op een muur geschilderd in één van de parkeergarages in mijn woonplaats Tilburg – nee, niet als graffiti, maar daadwerkelijk gesubsidieerd opgeschilderd in opdracht van de beheerder van de parkeergarage. Alsof het een waarheid als een koe betreft. (Ik parkeer bij voorkeur niet in die parkeergarage omdat ik die uitspraak zo verschrikkelijk kortzichtig vind.)
Ja, ook jij mag nu zeggen dat ik naïef ben. Ik vind mezelf helemaal niet naïef. Ha.
Hoe dan ook: dat duistere, woedende van voorheen heb ik weggedaan. Ik ben namelijk een optimist, mensen. Ik heb een onwrikbaar vertrouwen in mensen, in wat we als soort kunnen bereiken, zowel op persoonlijk niveau als collectief. En dat betekent dat ik verbinding moet hebben. Dat ik andere mensen nodig heb. En, dus, dat ik niemand meer op afstand wil houden. Sterker: kom maar binnen, medemens. Ik hou van alles en ik hou van iedereen. Ik hou van de mensen die dicht bij me staan en ik hou van de klootzakken op deze aarde. Ik hou van de wereld zoals hij nu is en ik hou van wat wij als mensen kunnen maken van deze wereld. Ik hou van elke belofte die wij als mensheid intrinsiek hebben. Ik hou van alles wat wij kunnen, zowel in negatieve als in positieve zin, omdat ik ervan overtuigd ben dat we het goed gaan doen. Want dat is onze missie. Dat is onze collectieve opdracht.