
Met een kennis had ik een gesprek over wat men noemt ‘de vrije wil’. Hij kaartte het boek Wij Zijn Ons Brein van Dick Schwaab aan en stelde daarbij de vraag die Schwaab ook in zijn boek al aanroert: bestaat vrije wil eigenlijk wel, of is wat wij vrije wil noemen gewoon een opeenvolging van processen in de hersenen? Hij zei: “Als ik naar de keuken loop voor een kopje koffie, omdat ik daar zin in heb, en ik ga dat kopje koffie buiten in de zon opdrinken, omdat dat prettig is, is dat dan omdat ik dat echt zelf wilde, want het is lekker en prettig? Of hebben mijn hersenen ooit geleerd, door affirmaties en meningen van anderen, dat een kopje koffie lekker is en in de zon zitten prettig, en dat dit dus een combinatie is die leuk moet zijn?”
Dat is een goeie vraag. Maar terwijl ik naar de keuken liep om koffie te zetten en een antwoord te verzinnen, kwam er een andere vraag in me op.
Hoe belangrijk is ‘de vrije wil’?
Onmiddellijk draaide ik me om naar de kennis. “Volgens mij,” zei ik, “is vrije wil helemaal het punt niet.”
Dat moest ik natuurlijk toelichten. En dat doe ik hier ook graag. Maar het gaat nogal ver, mensen, dus bijt even door, of stop nu met lezen. 🙂
Wanneer we spreken over vrije wil, dan hebben we het in veel gevallen, in een diepere context, over wat de zin van het leven is. Want als er een zin is van het leven (anders dan “de zin van het leven is dat je er zin in hebt”), dan moeten we daar naartoe bewegen. Daar moeten we beslissingen voor kunnen nemen. Want alleen dan zijn we zelf verantwoordelijk voor of we iets bijdragen aan de zin van het leven.
Andere mensen helpen, wereldvrede bereiken, lief zijn voor elkaar, van elke dag een feestje maken; kies maar iets als ‘zin van het leven’, maar uiteindelijk moet je er zelf iets voor doen om dat te bereiken, en als je iets doet, dan moet daar toch vrije wil aan te pas komen? Want als alles wat we doen een automatisch proces is, dan heeft het allemaal geen nut.
Maar ik denk eerlijk gezegd dat de Zin van Het Leven iets totaal anders is dan wij (kunnen) verzinnen. De zin van het leven is het terugvinden van puurheid, en die puurheid, die zit al in ons: dat is onze Ziel*. En die ís al. Die hoeft niets, die wil niet vooruit, kijkt niet terug. De ziel heeft geen verleden en geen toekomst, de ziel beweegt niet, de ziel is eeuwig en altijd. In de ziel is alles. Alle momenten van ooit, van het verleden en van wat er nog moet komen, zijn daar al. De ziel is heel en puur.
Wij krijgen een lichaam waar een ziel in zit en leren vervolgens allerlei dingen. We leren dat we moeten eten en drinken om te overleven, we leren lezen en schrijven, maar we leren ook wat gewenst is en wat niet, wat andere mensen van ons tolereren, wat we moeten doen om een reactie te krijgen die we leuk vinden. Daardoor gaan we dingen doen (om aardig te worden gevonden, om ons niet te hoeven schamen, om succesvol te worden gevonden) in plaats van dat we gewoon ‘zijn’. Op die manier verwijderen wij ons lichaam van onze ziel. En de zin van het leven is om dat lichaam, met dat brein, weer in lijn te brengen met de puurheid en de eeuwigheid van de ziel.
De ziel kan niets anders dan heel, compleet, puur en eeuwig zijn. Het lichaam en ego zijn veranderlijk. Als we ziel en lichaam weer samen willen brengen, betekent dit dat we niet anders kunnen dan het lichaam terugbrengen naar de ziel, want de ziel gaat nergens heen. Vergelijk het maar met wanneer je naar een vakantiebestemming gaat: jij zult er fysiek heen moeten, want de vakantiebestemming is er gewoon en zal niet naar jou toe komen.
Als de ziel eeuwig is, en de zin van het leven is om als stoffelijke mens weer aansluiting te vinden bij die eeuwigheid, dan doet het er niet toe of we zelf beslissingen nemen, dan wel automatisch uitvoeren wat we onszelf hebben aangeleerd. Dan is het enige wat ertoe doet dat we ontdekken waaróm we bepaalde dingen wel of niet doen, zeggen of leuk vinden.
De dingen die we wel of niet doen, zeggen of leuk vinden zijn lagen die Het Leven om De Ziel heen heeft geslagen, door middel van de hersenen in ons stoffelijke lichaam. Het doel is om dat weer af te pellen, die lagen als het ware als kleren weer uit te doen, tot we terug zijn bij ons pure zelf. En dat kan zowel met een vrije wil met een automatisch opererend brein (dat die lagen om de ziel heen immers zelf ook heeft aangebracht).
Wij zijn ons brein? Nee. Wij zijn ons lichaam, inclusief ons brein, en onze Ziel. En het is onze taak om die samen te brengen. Ons brein is het apparaat waar onze coderingen in op liggen geslagen (onze ‘log’, zeg maar), en het apparaat dat ervoor dient om onze coderingen te ontdekken zodat we de malware (gedragingen die we ons hebben aangeleerd, zoals je onzichtbaar maken omdat je op school werd gepest) kunnen verwijderen, zodat we dichter bij de puurheid komen die onze kern is.
* Eigenlijk is er geen woord voor wat ik bedoel, maar aangezien ik iets duidelijk wil maken zal ik er een woord aan moeten geven. In het vocabulaire dat tot onze beschikking staat komt het woord ‘ziel’ het dichtst bij.