“Mag hij een snoepje?” vroeg de vriendin die ik op bezoek had. Daley, mijn grote, zeer aanwezige, rode kater, was een moment eerder pontificaal voor haar gaan zitten, maar wel met zijn rug naar haar toe en met zijn gezicht naar het bakje snoepjes toe dat onder de salontafel staat. Zijn manier om te zeggen: “Geef een snoepje of vijf. Nu.”
Natuurlijk mocht Daley een snoepje, dus het bakje met snoepjes ging open en vriendin pakte er eentje. Ze hield het even voor Daleys neus, hield daarop haar andere hand voor hem op en zei: “Eerst een pootje.”
Geef zelf een pootje, ja
Mooi dat Daley dat niet zag zitten. Pootje geven? Echt niet. Hij keek naar de hand van mijn vriendin en daarna naar haar gezicht. Zijn blik zei: geef zelf een pootje, ja.
Vriendin liet zich niet uit het veld slaan en probeerde het nog eens. “Geef pootje.” En dringender: “Geef póótje!”
Maar als Daley iets niet doet, dan is het zich laten commanderen. En dat hoeft hij dan ook helemaal niet van mij. Daley is een kat, en hij is eigenwijs, bij vlagen op het arrogante af zoals een kat dat kan zijn en hij is vooral heel erg zichzelf. Commando’s zoals ‘pootje geven’? Daar heeft hij absoluut geen boodschap aan.
Ik heb Daley opgevoed vanaf de dag dat hij door zijn moeder uit het nest werd verstoten en dat heb ik vooral gedaan met mijn overtuiging dat vrijheid, in alle mogelijke vormen, belangrijk is. Niemand zou moeten hoeven opzitten en pootjes geven. Dus Daley hoeft dat ook niet van mij. Dat heeft hij nooit hoeven doen omdat ik het zelf ook niet wil of doe.
Daley moet helemaal niks
Vooropgesteld: je haalt natuurlijk geen kat in huis als je een dier wilt dat je af kunt richten en dat precies doet wat jij wilt. Precies om die reden heb ik een kat: omdat ik het leuk vind als mijn huisbeest gewoon zijn eigen gang gaat. Binnen een bepaald speelveld, dat wel: niet krabben aan de meubels en je behoefte doen op de kattenbak. Maar verder moet Daley van mij helemaal niks. Hij hoeft niet te komen als ik hem roep. Hij hoeft niet in zijn mand (of doos, of Happy House) als hij dat niet wil. Hij hoeft niet mee naar boven als ik naar bed ga, hij hoeft niet te kroelen en hij hoeft niet op schoot. Hij is een eigenwijze kat en dat respecteer ik.
Gevolg is dat Daley inderdaad zelf uitmaakt of hij komt, achter me aan loopt als ik de kamer verlaat of op het voeteneinde van mijn bed komt slapen ’s nachts. Maar al die dingen doet hij dus wel. Hij komt niet op schoot liggen, want dat vindt hij ongemakkelijk, maar hij is wel altijd in mijn buurt en hij komt met regelmaat een kopje geven of even aaien. En als hij in de tuin is en ik roep hem naar binnen, dan komt hij onmiddellijk. Daley weet wat hij absoluut niet mag, maar hij weet ook dat ik verder niks van hem vraag of verlang en juist daarom is hij graag bij me.
Respect + vrijheid = loyaliteit
Even heel erg extrapolerend naar het ‘echte’ leven: zo werkt het ook met vrienden, of met personeel binnen een organisatie. Mensen die gerespecteerd worden voor wie ze zijn, zijn loyale mensen. Als je medewerkers vertelt wat het speelveld en de regels zijn en ze daarbinnen alle vrijheid geeft om te doen wat ze denken dat juist is, zijn ze tevredener en blijven ze vaak langer bij je werken dan mensen die elke dag specifieke, begrensde opdrachten krijgen. En privé werkt het in principe ook zo: als je vrienden van jou en bij jou zichzelf mogen zijn, ontvang je dat respect meestal onverminderd terug.
Het gedrag van een ander veranderen, of het nou een vriend, je relatie, je personeel of een huisbeest betreft, lukt meestal niet of het gaat gepaard met een bepaalde vorm van onderwerping waarbij respect vooral afhankelijk is van een machtspositie. Maar laat je iemand respectvol zichzelf zijn, dan geef je ook ruimte om de ander te laten bloeien. En om uit zichzelf te kiezen jou ook met respect te behandelen.
Een kanttekening moet ik overigens wel plaatsen: Daley weet dat ik over het eten ga… misschien is hij daarom ook wel heel lief en soms zelfs meegaand tegen me. 😊