Gisteren werd ik afgewezen voor een klus. Nou is afwijzing iets waar iedereen mee te maken heeft, maar laat me je meteen vertellen dat ik het altijd moeilijk heb gehad met afwijzing. Afwijzing en ik zijn geen dikke vrienden, onze relatie is ingewikkeld. Afwijzing, wat op dagelijkse basis plaatsvindt in alle levens van alle mensen op deze wereld, is iets wat ik me altijd persoonlijk heb aangetrokken.
Hoewel afwijzing meestal een kwestie is van wat de ander denkt te zien in of aan jou wat niet matcht met haar- of hemzelf, is het denk ik eigenlijk ook logisch dat het persoonlijk voelt. Al was het alleen maar omdat je om zult moeten gaan met de consequentie van die afwijzing, zoals dat jouw idee niet wordt uitgevoerd, je een gebroken hart oploopt omdat iemand geen relatie met je wil, of, in dit geval voor mij, dat je een project niet af kunt ronden en je ook het geld dat eraan verbonden is niet krijgt.
Een afwijzing is ook niet iets wat je zomaar aan de kant moet schuiven alsof het niet gebeurd is. Een afwijzing moet verwerkt worden. Dus deed ik gisteren niet één, maar een stuk of vier, vijf stappen achteruit, dronk ik een dubbele espresso in de zon, belde ik een uur met mijn vader en ging ik op bezoek bij mijn beste vriend. En ik deelde mijn teleurstelling met mijn zus en zwager en een vriendin die mij in eerste instantie bij de betreffende organisatie had aangeraden.
Uiteindelijk voelde het allemaal beter.
Die avond kwam ik op Instagram een story tegen met een wijze tekst over afwijzing. Er stond zoiets als dat afwijzing nooit aan jou ligt, maar altijd aan (de perceptie van) de ander. Van dat soort quotes blijken er legio te zijn trouwens: toen ik zojuist op internet ging zoeken kwam ik de meest cringeworthy quotes aller tijden tegen over dat je afwijzing niet te persoonlijk op moet nemen. Een kern van waarheid zit er natuurlijk wel in: op het moment dat ik werd gewezen voor die klus, wees die organisatie in wezen alleen een situatie af die voor hen niet werkt.
Maar ik keek van een afstandje weer terug op mijn afwijzing van die morgen en concludeerde: zo voelde het niet. Toelichting.
Vorige week sprak ik de dames in kwestie iets van een half uur en wat ze na die korte tijd over mij te melden hadden was dat ik te aanwezig en te overheersend ben, dat ik te weinig gevoel aan de dag legde, geen diepgang had, weinig interesse leek te hebben in de organisatie en te weinig voor hun vakgebied specifieke ervaring mee zou nemen. Ik weet het, dat is allemaal buitenkant en heeft weinig te maken met de persoon die ik echt ben. Sterker, ik kreeg van een vriendin terug dat zij mij helemaal niet herkent in wat de dames in deze organisatie over mij hadden gezegd.
Het belangrijkste punt bleek: “Het klikte al niet vanaf het moment dat je binnenkwam.” En daar kan ik niets, maar dan ook niets op afdingen. Dit is ook meteen het punt waar ik persoonlijk het minst aan kan doen en waar ik me dus persoonlijk ook het minst van aan zou moeten trekken.
De grap is, dit is precies waarom ik een moeilijke relatie heb met afwijzing: ik wil gewoon altijd aardig gevonden worden. Daar heb ik jarenlang uit en te na met een therapeut over gesproken en inmiddels kan ik daar beter mee omgaan, maar als ik word afgewezen op dingen die ik van de buitenkant nou eenmaal ben (aanwezig, lawaaierig, groot, praatgraag, aanrakerig, om er een paar te noemen), of het feit dat “het niet klikt”, dan vind ik dat altijd, al-tijd verschrikkelijk. En een stemmetje in mij zegt vervolgens: “Zie je wel, je bent niet leuk genoeg.” Wat tot gevolg heeft dat ik me als persoonlijkheid en als mens minderwaardig voel na een afwijzing.
Nee, daar kunnen de dames in kwestie en de betreffende organisatie niks aan doen natuurlijk. En als het niet klikt, dan klikt het niet. Dan moet je ook niet willen samenwerken, dat besef ik ook wel, want het drama dat daaruit kan komen is veel pijnlijker dan welke afwijzing van tevoren dan ook. Maar dat is rationeel. Ergens diep in mij zit een klein meisje dat gewoon leuk gevonden wil worden. En een afwijzing, op welk vlak dan ook, voelt voor haar als een persoonlijke aanval. En dan is het mijn taak om haar te troosten. En haar elke keer weer op het hart te drukken dat het gewoon niet werkte, en dat dat niet aan haar ligt. Zij is nou eenmaal wie ze is, en dat is goed, ook wanneer andere mensen daar niet mee om kunnen of willen gaan.