In de afgelopen twee of drie jaar brak mijn leven in tweeën. Er is een duidelijk deel vóór die twee of drie jaar, en een deel erna.
De schrijver die ik ben deelde mijn leven meer dan eens op in hoofdstukken en paragrafen: elke verhuizing een nieuw hoofdstuk, bijvoorbeeld, en elke nieuwe school of opleiding een nieuwe paragraaf. Maar dit voelt groter. De verschillen tussen voor en na de afgelopen twee of drie jaar zijn te ingrijpend om onder het kopje ‘hoofdstuk’ te vallen.
De ene helft van de twee stukken waarin mijn leven brak vond plaats voor pakweg het jaar 2020. De tweede helft begon zo ongeveer aan het begin van 2023. Er is geen duidelijke scheidslijn, zoals die er bij de meeste breuken en scheuringen niet is. Als je een koekje in tweeën breekt of een blad papier doormidden scheurt is het ook her en der ongelijk of gerafeld.
Maar van veel van de dingen die gebeurden in de afgelopen twee of drie jaar kan ik wel zeggen dat er een heel duidelijk vóór en een heel duidelijk ná is. Voorbeelden? Ja hoor. Een grote, die zo’n beetje voor de hele wereld geldt: voor en na de pandemie. Maar ook, of misschien wel vooral, op persoonlijk vlak is er een duidelijk voor en na.
Voor en na het einde van die al tientallen jaren durende vriendschap. Voor en na het opzeggen van die baan in die organisatie waar ik zo lang heb gewerkt. Voor en na dat grote idee dat een illusie bleek. Voor en na mijn vijftigste levensjaar. Voor en na de dood van mijn beste vriend. Voor en na de dood van mijn moeder.
Zoals ieder mens heb ik met regelmaat afscheid moeten nemen van mensen, dingen en situaties. Maar nog nooit waren die momenten van afscheid zo intens, zo doordringend, zo pijnlijk, zo levensveranderend. Nog nooit heb ik zo vaak achter elkaar en zo lang moeten zoeken naar een nieuwe balans.
Met veel gebarst, gekrak, gescheur en geweld brak mijn leven gedurende de laatste twee of drie jaar in twee stukken, als een ijsschots die in twee min of meer gelijke stukken uit elkaar breekt waarvan één deel vervolgens afdrijft van het andere, de oceaan op.
En daar drijf ik dan. Een beetje met het gevoel dat ik inderdaad in zee ben gevallen en mijn hoofd wel boven water kan houden en ook best goed kan drijven, maar dat ik me er vooral aan moet overgeven dat de golven en de stroming me ergens heen brengen. Naar een plek waar ik weer aan land kan gaan. Een plek waar ik het gevoel heb, of in ieder geval kan krijgen, dat ik er thuishoor.
Voor nu voelt de breuk nog best vers en moeten de scherpe kantjes van ‘ervoor’ en ‘erna’ nog een beetje slijten. Voor nu is het daarom denk ik vooral: me erbij neerleggen dat even blijven drijven voorlopig de enige optie is, en dat dit genoeg is voor nu.