De dakloze man op Leicester Square vroeg me om een financiële bijdrage. Om precies te zijn vroeg hij me om een Engelse pond. De vriend waarmee ik over Leicester Square liep wilde niets liever dan vlot doorlopen – dakloze mannen hebben we ook thuis en ook daar willen we liever niet door ze lastig worden gevallen. Maar ik stopte.
“Waar heb je een pond voor nodig?” vroeg ik aan de dakloze man.
Hij keek me recht aan en antwoordde: “Voor een kop koffie.” Zijn wenkbrauwen gingen omhoog, alsof hij zijn antwoord heel logisch vond en mijn vraag daarom compleet absurd, en hij knikte haast onzichtbaar naar het filiaal van Starbucks waar we bijna pal voor stonden.
Ik knikte ook, zichtbaarder. “Ah,” zei ik, even naar datzelfde filiaal van Starbucks kijkend. “Maar. Heb je aan een pond dan wel genoeg?”
De dakloze man hipte wat van zijn ene op zijn andere been, wierp een blik op mijn vriend, die duidelijk stond te balen dat ik nog een gesprek met de man aan was gegaan ook, en maakte een paar onduidelijke hoofdbewegingen. Uiteindelijk zei hij: “Ik denk het niet.”
“Ik ook niet,” zei ik.
De dakloze man liet zijn hoofd een beetje hangen. Na een korte stilte tussen ons zei hij wat verslagen: “Nou, dan wens ik u een mooie dag toe.” En hij begon zich om te draaien om een andere voorbijganger aan te klampen.
“Wacht even,” zei ik. En toen de dakloze man vragend naar me keek: “Kom, we gaan koffie halen.” En zonder op zijn rectie te wachten liep ik naar de Starbucks toe. De man volgde me.
Binnen liet ik de dakloze man een koffie kiezen uit het ruime assortiment (hij wilde een gewone zwarte). En een muffin. En een broodje. Zijn stralende lach naar me toen ik hem smakelijk eten wenste was onvergetelijk.
(P.S. De Starbucks op Leicester Square in Londen is helaas alweer enige tijd gesloten.)